De proosdijkerk St. Patrokli, ook bekend als de "kathedraal" in Soest, kenmerkt samen met de Sint-Pieterskerk het historische centrum van de stad. Aartsbisschop Bruno van Keulen liet in 954 de relikwieën van de heilige Patroclus van Troyes naar Soest overbrengen en legde in 965 in zijn testament de eerste steen voor een collegiale stichting. Van de oorspronkelijke stichting van het klooster zijn de kerk, het klooster, de remter en de collegiale curia bewaard gebleven. De drieschepige basiliek (11e/12e eeuw) werd in 1859 verheven tot proosdijkerk; de bouwvolgorde is gedocumenteerd door opgravingen (jaren 1970). De belangrijkste inwijding vond plaats op 5 juli 1166 door aartsbisschop Rainald von Dassel.
Het monumentale westwerk met de 77 meter hoge "Toren van Westfalen" wordt beschouwd als een Europees monument, voltooid in de 12e en 13e eeuw. Deze toren diende in de Middeleeuwen als gemeentelijke wapenkamer. Het interieur van de kerk wordt gekenmerkt door eenvoudige soberheid. De relikwie van de heilige Patroklos vormt het middelpunt van de inrichting. De oorspronkelijke reliekschrijn (1313) werd in 1848 verkocht; de huidige reliekschrijn (1871), een schenking van families uit Soest, staat er nog steeds.
In het kathedraalmuseum bevinden zich het Wurzel-Jesse raam en de originele middeleeuwse gebrandschilderde ramen in het westelijke schip. Het apsisschilderij uit 1200 in het Mariakoor vult het decor aan. Tijdens de kerstperiode wordt de "Westfaalse kerststal" gepresenteerd, die de kerstgebeurtenissen in een Westfaals boerenlandschap uitbeeldt. St. Patrokli wordt beschouwd als het meest uitgebreide romaanse complex in zijn soort in Westfalen.



